Soms nam ik vriendjes mee om het tafereeltje te aanschouwen. Als we de kleine huiskamer binnengingen zat hij daar, onder de lamp gebogen over een boek. Mijn oudere broer. Af en toe richtte hij zijn hoofd op met een frons, plukte wat in zijn baard, om het hoofd weer in het boek te laten zakken. In het geleerde hoekje gebeurde iets bijzonders, dachten we eerbiedig op gepaste afstand.