22 sep 2013

Hip hop kanaries en aanverwante zaken


Zijn verschijning deed mij denken aan Robert de Niro in Cape Fear. In deze film van Martin Scorsese uit 1991 zet De Niro zo geloofwaardig een psychopaat neer die zijn slachtoffers de stuipen op het lijf jaagt, dat wanneer de film je onaangedaan zou laten er wel iets mis moet zijn met je.

Zijn gespierde bovenlichaam was op de gevoelige plekken ‘gepierced’ met blinkende staafjes en ringetjes van titanium en getatoeëerd met symbolen, verbonden met stippellijnen, die een verhaal leken te vertellen dat ergens verder ging in zijn slobberige grijze trainingsbroek. Hoewel onleesbaar was het onderwerp van het verhaal duidelijk: Ik scheur je aan stukken als het moet.

Mijn metgezel J en ik waren net neergestreken op het terras op het plein toen de Surinaamse De Niro kwam aanrijden in zijn BMW 3-serie. Hij stopte vlak bij ons, knikte naar iemand op het terras, parkeerde toen in een vloeiende beweging de cabrio zilver metallic tegenover ons achteruit schuin op de stoep. Lenig sprong hij over het gesloten portier en kwam in onze richting.

Zijn gezicht met ingevallen wangen en gezwollen aderen bij de slapen ging schuil achter een zonnebril met spiegelglas, waarvan het montuur dezelfde kleur had als de auto waaruit hij net gesprongen was. ‘Hé man’, ze pakten elkaars handen verticaal bij de duim en raakten elkaar even aan met de rechterschouder, waarbij de grote zwarte man met een glimmende schedel iets onverstaanbaars in zijn oor zei. 

De Niro liep terug naar z’n cabrio en rommelde wat op de achterbank. Toen hij iets optilde, bekroop me het gevoel verzeild te zijn geraakt in een ‘opleiding columnist Nieuwe Revue’. Ik verwachtte dan ook een nonchalante sporttas te zien verschijnen als betaalwijze zoals die in 1983 geïntroduceerd werd door Al Pacino in de legendarische film Scarface. Voor de goede orde, ik dacht getuige te zullen zijn van een financiële transactie.

Toen stond daar tegen de achtergrond van de roodkleurende avondlucht in volle glorie opeens een vogelkooi op de kofferbak van de cabrio. De trotse eigenaar er naast en in de kooi een piepklein zenuwachtig vogeltje met een zwartrood verenpakje dat onafgebroken heen en weer hipte. De man met de glimmende schedel die achter De Niro aan gelopen was, keek naar het springerige pluizige diertje met een grote snavel en zei: ‘Goed man!’.

‘Een zingende Rolex’ verklaarde J stoïcijns. Hij rook even met gesloten ogen aan zijn glas cognac en nipte voorzichtig. J legde uit dat ‘een Surinaamse twa twa die een beetje leuk zingt zo maar 4000 euro kan opbrengen. Dure jongens hoor. Als je er twintig hebt dan…’ Peinzend keek hij bij zijn laatste woorden naar de kooi en voegde toe dat zangvogels ‘in het exclusieve Franse restaurant om de hoek een luxe delicatesse zijn’. ‘Maar’, zei hij met een hoofdbeweging naar het gemoedelijke tafereel dat zich een paar meter verder afspeelde, ‘dat moeten we ze niet vertellen’.

Het gehele terras had zich inmiddels om de kooi verzameld om het wezentje te bewonderen dat door de aandacht het tempo onmiddellijk opvoerde en sneller begon te hippen. Het was deze zomeravond geweest dat ik me begon te verdiepen in de granieten clichés van Amerikaanse misdaadfilms, de hip hopcultuur en lugubere verhalen die de ronde doen over het wrede lot van zangvogels in de Franse keuken. Omdat de laatste geen echt cliché betreft besloot ik me toen maar laf te onderwerpen aan de fascinerende wereld van de Franse cognac, waar de keuken van hetzelfde land nauw mee verbonden is.

Kretz