Toen ik een interview met Jessie Koen over
haar proefschrift las, dat zij 4 april verdedigde, dacht ik dat het om een
sollicitatietraining ging. Vijf jaar aan gewerkt? Koen zelf verklaart over Prepare and pursue: Routes to suitable
(re-)employment op FoliaWeb,
platform voor hoger opgeleid Amsterdam: ‘Stel, je wilt graag aan de slag bij
een consultancybureau, vraag jezelf af waarom je daar graag wilt werken’. ‘Lukraak
zoeken werkt niet, slim zoeken wel’. Ze ontwikkelde daarom een training waarmee
werknemers adaptability kunnen ontwikkelen.
Haar
Job-search strategies zijn universeel toepasbaar, die gelden voor jong,
oud, hoog of laag opgeleid, kort of langdurig werkloos. Niet geheel onverwacht werkt
het vooral bij jonge pas afgestudeerde academici van een ‘grote universiteit in
Nederland’. En niet alleen Nederland. Koen deed ook onderzoek aan de
universiteiten van Toronto en Minnesota. Wetenschappelijk doorslaggevend is wel
dat haar training zelfs effectief blijkt voor langdurig werklozen in de
bijstand boven de vierenveertig jaar.
Toen zij in 2008 voor Dienst Werk en
Inkomen (DWI) haar onderzoeken naar re-integratie startte, vermoedde ik de
zoveelste jonge academica die wilde scoren ten koste van de laag opgeleide
onderkant van de arbeidsmarkt. (Klik op deze weblink, tik de term re-integratie
in, zie de rapporten verschijnen en weet dat dit minder dan de helft is.) Nu haar
onderzoeken zijn afgerond, besef ik dat de geesten (nog) rijper gemaakt moeten
worden voor de flexwerkmarkt, waar sociale rechten iets van de vorige eeuw zijn.
Flexfilosofie zou je de bestaansreden van vakgroep Arbeids & Organisatiepsychologie
kunnen noemen. En gunstig voor DWI op wiens kosten Koen de doctorstitel mocht behalen.
Verschafte Koen aan DWI een alibi wat
betreft verplicht werken met behoud van uitkering? Ze verklaart: ‘Ik heb
geconcludeerd dat verplichte banen niet nadelig hoeven te zijn’. Ze geeft toe
dat verplicht werken soms niet werkt. Ze raakt hier even de oorzaak aan waarom veel
werknemers, vooral laag opgeleide ouderen, vast zitten in de zwaar onderbetaalde
flexmarkt (van DWI) en van de ene onderbetaalde baan in de andere worden
gedrukt. Haar gedachte is echter dat ze dan meer adaptable zullen ontwikkelen. Dan pas kom je verder.
Zoals gewoonlijk verdwijnt de
werkelijkheid voor het gemak achter een muur van statistiek. Over getallen praat
het immers makkelijker. Maar factoren als leeftijd, opleiding, achtergrond, sociale
zekerheid, interacties op de werkvloer, machtsverschillen in het bedrijf en het
loon, waar Koen weinig over schrijft, zijn ook van belang. Die bepalen eveneens
de motivatie en inzetbaarheid. Dat zou je de blinde vlek van Employability
kunnen noemen. Werknemers die weten dat ze nooit uit de onderbetaalde banencarrousel
kunnen ontsnappen, zullen weinig hebben aan Employability als het E=mc² van de
arbeidsmarkt.
Dit
betreft een typisch neoliberale HR ideologie die Koen overnam van professor Nauta,
waar ze menigmaal naar verwijst en die in de promotiecommissie zat. Als buitengewoon
hoogleraar Employability promoot Nauta voor (voormalig) werkgever Randstad de flexideologie;
aan de UvA bekleedt ze een extern door de NSvP gefinancierde leerstoel voor wie
ze zich eveneens inzet voor de flexibele arbeidsmarkt. Daarnaast is Nauta met prof.
dr. Baarsma van dezelfde universiteit, waar Koen veel naar verwijst, kroonlid
in de SER. Econoom Baarsma bedient zich overigens minder van versluierde taal.
Kort geleden pleitte ze nog op Nieuwsuur voor gedwongen arbeid met behoud van
uitkering. Want goed voor de economie.
Koen is dan wel cum laude geslaagd, maar
toch wat aanmerkingen. Zoals een procedure met vragenlijsten voor langdurig
bijstandsgerechtigden die anoniem zouden blijven (2008), terwijl opgeven van
het administratienummer verplicht was. Omdat angst voor de DWI vertekende
antwoorden tot gevolg had, verklaart Koen ‘sociaal wenselijke antwoorden te
hebben verwijderd’. Waarom je dan een representatieve onderzoeksgroep krijgt,
legt ze niet uit. Verder verklaart ze met klantmanagers te hebben gesproken, maar
een verslag ontbreekt.
En: In de 7 hoofdstukken van het
eindonderzoek, ‘met dank aan CFO Niels van Tent van DWI, re-integratiebedrijf
Pantar en Randstad HR Solutions’, verwijst Koen veel naar haar artikel in de Journal of Vocational Behavior (2010). Ze
behandelt hierin een onderzoek uit 2007 onder 1250 langdurig bijstandsgerechtigden
met een gemiddelde leeftijd van 43.5 jaar, waarvan 248 deelnemers overbleven. De
training van de juiste adaptibility in
het (verplichte) re-integratietraject was natuurlijk een succes en ze leefden
nog lang en gelukkig in flexland. Alleen jammer dat ook hier de vragenlijsten
ontbreken in de Bijlagen. Maar een kniesoor die daar op let.
Kretz
Kretz